Stefan Popa (1989), net dertig jaar, is auteur en zelfstandig journalist. Inmiddels heeft hij vier romans gepubliceerd. "Verdwenen grenzen" (2014) is zijn debuut. De jaren daarop publiceerde hij "A27" (2015) en De verovering van "Vlaanderen" (2016). Met zijn nieuwste roman, "Of de oleander de winter overleeft", keert hij terug naar de basis die zijn debuutroman zo succesvol maakte: een groots Europees epos over de kwetsbaarheid van kleine volken in een immer uitdijend Europa.
Onlangs is je boek ‘Of de oleander de winter overleeft’ uitgekomen bij HarperCollins. Kun je in je eigen woorden vertellen waar het boek over gaat? "Of de oleander de winter overleeft", gaat over Pitu, een liefdevolle, oude man, en oud-burgemeester van Crushuva – het enige stadje dat de Aroemeense taal heeft erkend. Ook Pitu is een Aroemeen. Hij behoort tot een klein, bijna verborgen volkje op de Balkan. Zij spreken een eigen taal, verwant aan het Italiaans en Roemeens. Dit verhaal gaat over hem, over zijn taalgenoten, over de vader die hij nooit heeft gekend. Pitu en zijn vader Costa proberen grip te houden op wie zij waren, wie zij zijn, en wie zij zullen worden. Dit doen ze allebei op een totaal andere manier. Dat maakt het interessant. Pitu weet dat hij zal sterven, en snel ook. En er is een belangrijke rol voor een schaap dat Tito heet. Meer zeg ik niet... Dit is je vierde roman. Je schreef op je blog dat dit vooral een ‘roman voor het hart’ is, vertel! Omdat ik denk, nee hoop, dat iedereen die het boek leest van de personages gaat houden. En niet alleen van hen, maar ook van de omgeving, van de geuren, van de Balkan. Laat ik het anders zeggen: nooit eerder voelde ik zoveel liefde voor mijn personages als tijdens het schrijven van deze roman. Je hebt op je blog ook geschreven over een avontuur wat je met je vrouw hebt meegemaakt in 2013. Wat maakte dit dusdanig belangrijk dat je het hebt willen verwerken tot een boek? Inderdaad. We verdwaalden in de bergen van Griekenland. In het noorden. We moesten voor het donker terug in het hotel zijn. En daar, in de verte, liep een oud stel. Een krom mannetje. Zijn vrouw liep daar weer achter, misschien nog wel krommer. Dus ik reed een stukje door en draaide mijn raam open. Ik vroeg hoe we bij het stadje net buiten de bergen konden komen. Welke kant moesten we op? De vrouw leek blij om ons te kunnen helpen en hing half in de auto. Ik had haar kunnen kussen, als ik wilde. Ze zei iets van ‘links’ en ‘rechts’. En dat verstond ik. Terwijl ik geen Grieks spreek. En zij sprak dus ook geen Grieks op dat moment. Ze sprak het Aroemeens, dat een klein beetje lijkt op de taal van mijn Roemeense oma. In die periode – 2013 – was ik veel bezig met mijn eigen achtergrond. Wie ben ik? Hoe ben ik wie ik ben? Deze ontmoeting kwam binnen, zoals de vrouw half in onze auto. Zijn er karakters gebaseerd op mensen uit je eigen omgeving of die je ooit hebt ontmoet? Zou je zelf een bepaald karaktertrekje willen hebben dat je hebt beschreven? Iedereen in mijn roman komt uit mijn hoofd. Als ik zou ontkennen dat ik er ook maar iets mee te maken heb, zou dat raar zijn. Maar het blijven personages. Ik heb niemand bewust gemodelleerd naar mensen uit mijn omgeving. Ik zou overigens zelf wel iets meer Balkan-rust willen hebben zoals sommige van mijn personages. Soms maak ik me iets te druk om onbelangrijke dingen. Hoe ziet een schrijfproces eruit voor jou? En dan bedoel ik van begin tot eind. Hoeveel tijd gaat er (gemiddeld) in zitten? Ik schrijf elke dag 500 woorden. Zonder die 500 woorden noem ik het geen werkdag. Dit is een heilig moeten. Doe je dat elke dag, dan heb je na een paar jaar een roman. (In elk geval in formaat, haha.) Wat vind je het origineelste aan jouw nieuwe boek? Dit is een lastige vraag. Ik vind alles origineel. Maar het meest aardige vind ik nog wel dat ik de Aroemeense taal op een natuurlijke manier heb verwerkt in een Nederlandstalig boek. Het verzinnen van een titel van een boek gaat meestal niet zonder slag of stoot. Hoe ging dat proces bij jou? De titel stond eigenlijk meteen al. Het was er ineens, vraag me niet hoe. Ik schreef ‘m op en de titel bleef staan. Later in het schrijfproces heb ik nog wel even getwijfeld over een uitspraak, ‘En daar was wat niet was’, maar dat vond ik niet scherp genoeg als titel. Heb je favoriete schrijfplekken? Ik schrijf het liefst in mijn eigen kantoortje, omringd door boeken. Mijn computer is inmiddels bijna tien jaar oud. Hij maakt herrie. Dat gezoem hypnotiseert me. Tenminste, als het me niet tot waanzin drijft, haha. Waar doe je de meeste inspiratie op? Dat verschilt. Er is niet één bepaalde plek. Inspiratie is overal. Dat geloof ik echt. Hoe lang duurt het voordat een idee uitgewerkt word tot een kort verhaal of roman? Verdwijnen er ook wel eens ideeën op de plank? Mijn planken buigen inmiddels door, haha. Ik heb een paar onafgemaakte verhalen liggen. Sommige verhalen of ideeën zijn niet langer dan twee zinnen. Ik heb er ook twee van 50.000 woorden liggen, geloof ik. Twee manuscripten ook, af, soort van. Ik kijk er niet meer naar. Ze liggen daar met een reden. Niet goed genoeg. Niet scherp genoeg. Uiteindelijk ben je van idee tot roman jaren bezig. Ik kreeg het idee van Of de oleander de winter overleeft in 2013.Tsja, reken maar uit. Zijn er doelen/wensen voor jou als schrijver die je zou willen bereiken? Ik heb Bernlef eens zien staan naast een toren van zijn eigen boeken. De stapel was zo groot als Bernlef zelf. Dat lijkt me wel wat. Daarom schrijf ik bijna alleen maar dikke romans, bedenk ik me nu. Grapje, uiteraard ;) Nog tips voor beginnende journalisten en schrijvers? Schrijven. Om een cliché te gebruiken – wat eigenlijk niet mag – maak meters. Je leert alleen goed schrijven door veel te schrijven. Een doorbuigende plank van afgekeurde verhalen, daar gaat het om. En als je even geen zin hebt om te schrijven, lees dan!
Interview door Wendy Hogendoorn
0 Comments
Leave a Reply. |
Archieven
June 2019
|